Kampvuur

Vanmiddag hing er een aankondiging bij de campingwinkel.

Kampvuur met marshmallows! Joepie!

We zitten in een groepje bij het kampvuur.

Zij is er ook .Ik had haar al eerder gezien. Het bleef altijd bij een glimlach en hoi.

Maar nu komt ze naast me zitten.

‘Vind je ze lekker?’

‘Mwah’

‘Ik ook niet zo. Ze ruiken wel lekker!’

Ze lacht.

‘Zal ik wat te drinken halen?’

Ze knikt.

‘Biertje of?

‘Iets met prik.’

Ik loop naar een vriendelijk lachende meneer aan een tafeltje verderop.

‘Een biertje en cola voor meneer…. Voor deze ene keer!’

Ik lach verlegen.

We zitten naast elkaar en proosten. Het wordt kouder.

Ze doet een trui aan en komt tegen me aan zitten.

Samen kijken we naar het kampvuur. Brandende takken.

Haar gezicht een warm oranje gloed. D’r haren wapperen in de avondwind.

‘Ik moet zo naar m’n tent…’

‘Zal ik nog even meelopen?’

‘Ja ok.’ Ze lacht.

We lopen over de verlaten camping.

‘Hoe lang blijf je hier?’ vraagt ze.

‘Nog een week.’

‘Ik ga morgen weg.’

We lopen verder, onze handen raken elkaar aan.

Bij haar tent nemen we vluchtig afscheid. Een omhelzing en een onhandige zoen.

‘Tot ziens dan maar.’